Tja, wie niet?
Op school viel het wel mee hoor maar op weg naar school was het bijna altijd bal. Twee buurjongens die ik voor het gemak Arjan en Sander zal noemen waren altijd aan het dreigen of aan het roepen of aan het lachen als ik daar lang liep.
Het deed me helemaal niets! Het kon me niets schelen. Ik had er geen enkele last van en ik ging er ook zeker niet voor omlopen. Die klomp in mijn maag was er niet en ik voelde ook de tegenzin niet als ik die kant op moest. Ik had nergens last van!
…. hield ik mezelf voor. Ik stopte het gevoel weg, de angst, het verdriet, de schaamte misschien wel. Want als je het niet voelt, dan is het er ook niet.
Mijn moeder zei trouwens ook dat ik me er niets van aan moest trekken, “Gewoon negeren“, was haar advies. Dat zou het beste werken.
En dat lag wel in de lijn van de opvoeding. Zo zei mijn moeder ook “stil maar, niet huilen“, toen ik als kleine baby kermde van de honger. Heel gewoon overigens, ook helemaal niet slecht bedoeld. Het was om te sussen. Mama dacht er waarschijnlijk niet over na, over de eigenlijke betekenis van dat kleine zinnetje.
“Jaloezie is zo’n vreselijke eigenschap“, zei mijn opa, “kind, wees nooit jaloers” Die raad nam ik graag ter harte, opa wist het immers, daar luisterde ik graag naar. En per direct voelde ik nooit meer jaloezie.
Zo kwam het dat ik langzaamaan een groot deel van mijn gevoel uitschakelde. Ik leefde op mijn hoofd. En dat paste goed in mijn nabije omgeving, waar vrijwel iedereen goed kon leren, naar het gymnasium ging of in ieder geval naar het VWO, waar de verwachting was dat er gestudeerd zou gaan worden. Niet met allerlei uitgesproken hoge verwachtingen overigens, het was meer dat dat gewoon het referentiekader was.
Rond mijn 16e werd ik aangerand door de man van mijn moeders beste vriendin. Daarbij had ik wèl allerlei gevoelens, lichamelijke sensaties. Gevoelens die ik helemaal niet wilde voelen, en waar ik me vreselijk voor schaamde, ik voelde me er schuldig over en praatte er nooit met iemand over (tot mijn 40e, bij de therapeut)
Nog iets dichter ging de deksel dicht, de deksel van de gevoelsbox.
In de 5e van het gym gaf ik er de brui aan en ging ik werken. Achteraf bleek dat ik als de dood was voor het eindexamen maar dat voelde ik op dat moment niet. Ik had er gewoon geen zin meer in en al helemaal niet om nog een keer te blijven zitten.
Ik kwam in de zorg terecht, in een grote instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Dat werk lag me geweldig goed want ik kon zorgen als de beste: ik kon moederen, tuttelen, begeleiden en ik had er een neus voor om te weten wat een ander nodig had.
Ik hoefde ook lekker niet bezig te zijn met mezelf, zo lang ik maar bezig was met een ander.
In de psychiatrie veranderde dat. Ineens moest ik op mezelf kunnen vertrouwen. Meerdere keren gebeurde het dat een collega in een bepaalde situatie tegen me zei “volg je gevoel, doe wat jij denkt dat goed is” De eerste keer dacht ik dat er een grap gemaakt werd, of dat het nogal een lakse, lekker makkelijke uiting was van collegialiteit. Doe wat jij denkt dat goed is? Volg je gevoel? Hoe dan?!
Maar na nog een paar keer begon er iets tot me door te dringen. En toen tijdens een sessie paardencoaching bleek dat ik echt nog wat uit had te zoeken met mezelf, ben ik er vrij snel daarna in gesprongen.
En zo ben ik weer gaan voelen. Eerst ben ik weer gaan kijken naar mezelf, daarna ben ik begonnen met luisteren, en tot slot ben ik gaan ervaren en voelen.
Ik heb langzaamaan geleerd om te accepteren wat ik voel, haha, of het nou wel jaloezie is of niet. En doordat ik het accepteer kan ik het voelen. En doordat ik het voel, kan het daarna ook weer verdwijnen, wegglijden.
Ik oefen nog altijd en tot in de kleinste details. En nog steeds ben ik er niet. Het is een immens proces maar het is ook mooi. Mooi om mezelf zo te leren kennen, te ont-moeten en oprecht en volledig te accepteren. Niet zo maar accepteren maar volledig okay zijn met wie ik ben, met al mijn goede en minder goede kanten.
Sta ik dan nog wel open voor ontwikkeling, als ik al helemaal in mijn nopjes ben met mezelf?
Ja, is het antwoord, juist wel. Want doordat ik tevreden ben met mezelf en mezelf dus kan steunen, zie ik ook makkelijker wat er beter kan. Ik veroordeel mezelf niet langer.
Mezelf omarmen, mijn gevoelens en gedachten omarmen, juist dat maakt dat ik vooruit kom. Niet al die onvrede, de veroordelingen en het gemopper. Dat draagt helemaal nergens aan bij.
Jezelf accepteren begint bij jezelf accepteren begint bij jezelf accepteren begint bij jezelf